Procedurele waarborgen met betrekking tot de uitzetting van vreemdelingen (artikel 1)
In dit artikel wordt bepaald dat individuen die geen onderdaan zijn en die rechtmatig verblijven op het grondgebied van een staat uitsluitend mogen worden uitgezet op grond van een rechtsgeldig besluit op voorwaarde dat zij het recht hebben:
- bezwaar te maken tegen de uitzetting;
- de zaak opnieuw te laten beoordelen;
- zich bij de bevoegde autoriteiten te laten bijstaan door een vertegenwoordiger.
Ook hier heeft “uitzetting” dezelfde betekenis als in artikel 3 van Protocol Nr. 4, dus valt uitlevering erbuiten. Het artikel verbiedt de uitzetting van personen niet, maar formuleert alleen bepaalde procedurele waarborgen. Vreemdelingen wie uitzetting boven het hoofd hangt kunnen tevens aanspraak maken op de verdragsrechten, bijv. die uit de artikelen 2, 3, 5, 6 en 8 en artikel 4 van Protocol Nr. 4.
In het uitzonderlijke geval waarin uitzetting noodzakelijk is in het belang van de openbare orde of om redenen van nationale veiligheid, kan een individu worden uitgezet voordat hij zijn procedurele rechten uit artikel 1 van dit protocol heeft kunnen uitoefenen.
Recht op hoger beroep in strafzaken (artikel 2)
Iedereen die door een gerecht is veroordeeld wegens een strafbaar feit, heeft het recht zijn schuldigverklaring of veroordeling opnieuw te doen beoordelen door een hoger gerecht.
Staten hebben veel beoordelingsmarge bij de uitvoering van deze bepaling, mits de essentie van het recht niet verloren gaat. Staten hoeven dus geen inhoudelijke hernieuwde behandeling in beroep van het vonnis toe te staan en kunnen die beperken tot de rechtsvragen en ook voorschrijven dat er eerst toestemming moet worden gevraagd voor beroep.
Schadeloosstelling in geval van gerechtelijke dwaling (artikel 3)
Dit artikel formuleert alleen een recht op schadeloosstelling indien een vonnis is vernietigd of gratie is verleend wegens nieuwe of nieuw aan het licht gekomen feiten waaruit onomstotelijk blijkt dat er sprake is van gerechtelijke dwaling.
Recht om niet tweemaal te worden berecht of gestraft (artikel 4)
Mensen mogen niet nogmaals worden berecht of gestraft voor een strafbaar feit waarvan ze reeds zijn vrijgesproken of waarvoor ze reeds zijn veroordeeld. De uitzonderingen hierop staan in het tweede lid: wegens nieuwe of nieuw ontdekte feiten of een fundamentele tekortkoming in het eerdere proces. Gecompliceerd kan het worden wanneer een reeks feiten meer dan een strafbaar feit vormt of leidt tot meer dan een procedure, bijvoorbeeld wanneer iemand veroordeeld is wegens rijden onder invloed en in een latere procedure zijn rijbewijs kwijtraakt. De latere procedure werd beschouwd als onderdeel van de straf voor het rijden onder invloed (Nilsson v. Sweden). Uitsluitend wanneer twee afzonderlijke strafbare feiten berusten op dezelfde of grotendeels op dezelfde feiten is er sprake van een schending.
Gelijke rechten van echtgenoten (artikel 5)
Dit artikel bepaalt dat echtgenoten dezelfde burgerlijke rechten hebben ten opzichte van elkaar en ten opzichte van hun kinderen tijdens het huwelijk en bij de ontbinding ervan. Dit belet een staat niet maatregelen te nemen ter bescherming van de kinderen (waarbij artikel 8 van het verdrag in beeld kan komen).